De maretak

 

Als je vanaf de Randweg naar de tuin gaat, zie je in één van

de nu kale hoge bomen langs de bosrand een merkwaardige, groene bol.

Het is een maretak.

Deze plant groeit in bomen, vaak populieren, en soms in struiken.

Maretakplanten zijn half-parasieten. Dat wil zeggen dat de planten

voeding uit de boom halen, maar ze hebben zelf ook blaadjes

met bladgroen. Maretakken zijn ofwel vrouwelijk (bes-dragend) of

mannelijk (alleen stuifmeelbloemen).


De witte maretakbessen rijpen laat in de winter. Vogels eten de bessen en zij verspreiden de zaadjes die in de uitwerpselen zitten. Als een zaadje ontkiemt is het eerste seizoen nog niet veel te zien. In het tweede groeiseizoen is een kort twijgje met twee blaadjes zichtbaar. In de volgende jaren vindt elk jaar een dubbele vertakking plaats. Aan de hand van het aantal vertakkingen kun je dus de leeftijd van een maretak-plant bepalen.


Maretak heeft een bepaalde waarde voor medicinaal gebruik. Documentatie staat op internet. Men spreekt zelfs over kanker-remmende eigenschappen. Een maretakblaadje heeft een walnoot-achtige smaak. Maretak schijnt één van de bestanddelen te zijn van de toverdrank, die de Galliër Obelix onoverwinnelijk maakte.


Om maretak te zaaien heb je bessen nodig. In elke bes zit een zaadje. Probeer de bessen heel te houden. Als ze kneuzen, plakken ze overal aan vast.

Er is natuurlijk een boom of struik nodig als gastheer. Een appelboom is heel geschikt, maar het is de moeite waard om ook te proberen op andere bomen als linde of esdoorn of struiken als meidoorn. 

Maak met een schilmesje overlangs een lichte inkeping in een tak en til met de punt van het mesje de bast iets op. Schuif dan het besje met het zaadje in de opening. Daarna is het geduldig afwachten.

 

In het Limburgs dialect wordt maretak ook een hekse-bessem genoemd.


In de plantenwereld spreekt men over heksenbezems als plaatselijke vergroeiingen ontstaan op stam of takken van bomen en heesters. Op die plekken ontstaan dan dicht bij elkaar kluwens van korte takjes. Bij berken zie je dat vaker. De oorzaak is een schimmel genaamd Taphrina betulina.


Kwekers hebben met behulp van takken uit deze heksenbezems een mooie kleine blijvende bolvorm ontwikkeld. Zo’n dwergvorm heeft nauwelijks snoei nodig. Kwekers maken dankbaar gebruik van deze heksenbezems om allerlei dwergvormen te kweken. Zo zijn de meeste dwergconiferen ontstaan. Die dwergvormen behoren dus tot hetzelfde soort boom waarop de heksenbezem groeide. Het zijn heksenbezems en dus geen maretakken. En een maretak is dus geen heksenbezem.

Copyright @ jeugrubbenhof